Terug
Gepubliceerd op 10/05/2023

Notulen  Raad voor Maatschappelijk Welzijn

di 21/03/2023 - 21:00 Raadzaal
Aanwezig: Gerda Van Geite, voorzitter
Walter De Donder, burgemeester
Tim Herzeel, Herman Steppe, Hans Cornand, Greet Van Holsbeeck, Schepenen
Denise De Paepe, voorzitter bijzonder comité voor de sociale dienst
Stijn Stassijns, Guy Uyttersprot, Leen Steenhoudt, Els Van Nieuwenhove, Johan Guns, Jill Rollier, Belinda Everaert, Bert De Roeck, Jonas Van Vaerenbergh, Aster Van Avermaet, Elke Van den Winckel, Bart De Maeseneir, Jeroen Roelandt, Jo Lamberts, Raad voor Maatschappelijk Welzijn
Frédéric Pipelers, algemeen directeur
Verontschuldigd: Rani Berlo, Dirk Geeraerts, Raad voor Maatschappelijk Welzijn
  • Secretariaat

    • Goedkeuring wijziging deontologische code

      Feiten, context, motivering
      • De raad voor maatschappelijk welzijn moet een deontologische code aannemen;
      • Door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er een oprichten;
      • De deontologische code werd geherstructureerd, maar bleef inhoudelijk hetzelfde op de wijzigingen aan “Hoofdstuk 3 Naleving en handhaving van de deontologische code” na.
      Juridisch kader
      • Het decreet over het lokaal bestuur, artikel 74;
      • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 12 maart 2019.
      Besluit

      Artikel 1.

      De deontologische code van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt als volgt goedgekeurd en vervangt alle voorgaande versies:

      Hoofdstuk 1. RESPECT VOOR BESTAANDE WETTELIJKE REGELS.

      Artikel 1.1.

      De gemeenteraadsleden engageren zich om de bestaande wettelijke regels, die deontologische plichten vastleggen, ten volle te respecteren.

       

      Afdeling 1.1 Kiesheidsregels voor gemeenteraadsleden: verbodsbepalingen in het decreet.

      Artikel 1.1.1.

      Tijdens de bespreking van bepaalde onderwerpen in de gemeenteraad of door het uitoefenen van bepaalde activiteiten kan er een situatie ontstaan waarbij de persoonlijke belangen van een gemeenteraadslid in conflict komen met de gemeentebelangen. De decreetgever heeft daarom aan de mandatarissen het verbod opgelegd om bepaalde handelingen of daden te stellen.

      Artikel 27 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur:

      “Het is voor een gemeenteraadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming:

      1° over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;

      2° over de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of waarvan hij tot het uitvoerend orgaan behoort.

      Deze bepaling is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in bovenvermelde omstandigheden bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen.”

      Artikel 27 § 2 van het decreet over het lokaal bestuur:

      “Het is voor een gemeenteraadslid verboden:

      1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;

      2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris te werken in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen de gemeente. Dit verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;

      3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, levering of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;

      4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.”

       

      Afdeling 1.2 Diverse cumulbepalingen om belangenvermenging tegen te gaan.

      Artikel 1.2.1.

      In diverse wetgevingen werden onverenigbaarheden opgenomen om belangenvermenging te voorkomen :

      • onverenigbaarheden in het decreet lokaal bestuur;
      • de verhindering van een gemeenteraadslid of van de voorzitter van de gemeenteraad;
      • onverenigbaarheden bepaald in het decreet van 6 juli 2001 op de intergemeentelijke samenwerking, alsook maximum aantal mandaten (geen gelijktijdig mandaat in de uitvoerende organen van meer dan drie dienstverlenende of opdrachthoudende verenigingen).

       

      Afdeling 1.3 Wet op de partijfinanciering en verkiezingsuitgaven.

      Artikel 1.3.1.

      Het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling en controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Vlaams parlement, de provincieraden, de gemeenteraden en de districtraden, legt een aantal bepalingen vast om verkiezingen eerlijk en correct te laten verlopen. Kandidaten en partijen mogen ook geen initiatieven ondernemen die een ongeoorloofde drukking op de kiezer uitoefenen. Tevens zijn de uitgaven voor de verkiezingspropaganda gereguleerd.

       

      Afdeling 1.4 Verplichting voor het indienen van een lijst van mandaten, ambten en beroepen alsmede een vermogensaangifte.

      Artikel 1.4.1.

      De wet van 2 mei 1995 legt aan een aantal mandatarissen de verplichting op om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen.

      Deze regeling is benevens de uitvoerende mandatarissen (burgemeester, schepenen en voorzitter bijzonder comité voor de sociale dienst), van toepassing op de leden van de raden van bestuur en de directiecomités van de intercommunale verenigingen.

       

      Afdeling 1.5 Rechten en plichten van de raadsleden.

      Artikel 1.5.1.

      Raadsleden hebben een uitgebreid inzagerecht en bezoekrecht op grond van artikel 29 van het decreet lokaal bestuur. Deze bepalingen werden eveneens uitgebreid overgenomen in artikel 9 van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad.

      Artikel 1.5.2.

      Deze artikelen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechterlijke vervolging   van de gemeenteraadsleden wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

      Deze rechten van de raadsleden worden immers beperkt op basis van het beroepsgeheim en de discretieplicht.

      Raadsleden mogen in het kader van de discretieplicht absoluut niet alles wat ze weten naar buiten brengen. Zij zijn ertoe gehouden om voorzichtig om te springen met het   delen van hun kennis met anderen. Wanneer raadsleden informatie aan anderen doorspelen (bv. aan de media), doen ze dat onder eigen verantwoordelijkheid. Indien derden hierdoor schade zouden ondervinden, kunnen zij worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. Maar dan moet wel vaststaan dat ze een fout begingen en dat die fout schade veroorzaakt (burgerrechtelijke aansprakelijkheid).

       

      Hoofdstuk 2. AANVULLENDE GEDRAGSCODE

      Artikel 2.1.

      Aanvullend op het respect van de gemeenteraadsleden voor bovenstaande wettelijke regels, engageren ze zich om bijkomend een aantal gedragsregels vast te leggen en na te leven. Deze gedragsregels handelen over vier relatiepatronen waarmee raadsleden geconfronteerd worden:

      • onderlinge omgangsvormen tussen mandatarissen zelf;
      • omgang met het gemeentepersoneel;
      • omgang met vragen en aanbiedingen van derden;
      • omgang met vragen tot dienstverlening van burgers.

       

      Afdeling 2.1 Onderlinge omgangsvormen tussen mandatarissen.

      Artikel 2.1.1.

      Het spreekrecht van elke raadslid, de wijze waarop dit kan gebeuren, de manier van ordehandhaving en de wijze waarop er beslissingen worden genomen, komen ruim aan bod in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad.

      Wanneer raadsleden punten hebben geplaatst op de agenda van de gemeenteraad wordt er verwacht dat zij aanwezig zullen zijn bij de behandeling van deze punten.

      Raadsleden die een punt op de agenda van de gemeenteraad brengen worden geacht inhoudelijk hiermede pas naar de media te stappen nadat zij hun collega’s in kennis hebben gesteld van het te behandelen onderwerp. Eventueel kan dit gelijktijdig gebeuren.

       

      Afdeling 2.2 Omgaan als mandataris met het personeel.

      Artikel 2.2.1.

      In eerste instantie is het belangrijk dat politieke mandatarissen de deontologische rechten en plichten van de personeelsleden ten volle respecteren.

      In bepaalde specifieke situaties zoals selectie- en rekruteringsprocedures, evaluatieprocedures voor het personeel en de tuchtaanpak, zorgen de mandatarissen ervoor dat de spelregels correct worden gevolgd.

       

      Afdeling 2.3 Omgang met aanbiedingen van derden.

      Artikel 2.3.1.

      • Uitnodigingen voor lunches, diners en recepties .

      Mandatarissen kunnen hier op ingaan om maatschappelijke contacten te leggen en te onderhouden. Zij moeten zelf de afweging maken tussen het belang van het contact en de grootte en de aard van de uitnodiging.

      • Uitnodiging voor reizen, verblijven en werkbezoeken.

      Voor dienstreizen (binnen- of buitenland) op kosten van de gemeente worden voor politieke mandatarissen dezelfde regels toegepast die gelden voor ambtenaren.

      • Het aannemen van geschenken en andere faciliteiten aangeboden door derden.

      Men dient ervan uit te gaan dat geen giften, geschenken of faciliteiten worden aangenomen waardoor de onafhankelijke positie als mandataris ten gronde wordt beïnvloed. Terughoudendheid is dus geboden en de openbaarheid inzake het aannemen van de geschenken en faciliteiten is essentieel.

       

      Afdeling 2.4 Omgang met vragen tot dienstverlening vanuit burgers

      Onderafdeling 2.4.1  Het statuut van de code voor gemeenteraadsleden inzake dienstverlening.

      Artikel 2.4.1.1.

      De deontologische code van raadsleden inzake dienstverlening aan de bevolking is het geheel van beginselen, gedragsregels en gebruiken die men als leidraad neemt bij hun dienstverlening aan de bevolking. Deze code is ook van toepassing voor groepen van raadsleden die aan collectieve dienstverlening doen, alsook op medewerkers of derden die in opdracht van raadsleden handelden.

      De raadsleden moeten erover waken dat zij, ook buiten hun politieke activiteiten en in het licht van deze code, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die de eer en de waardigheid van hun mandaat kunnen schaden.

      Onderafdeling 2.4.2 Algemene plichten, doelstellingen en uitgangspunten.

      Artikel 2.4.2.1.

      De raadsleden zullen voor de omschrijving van hun eigen dienstverleningsactiviteiten    geen termen gebruiken die verwarring creëren met officieel door overheden ingestelde dienstverlening (dus bijvoorbeeld niet de termen "ombudsman", "ombudsvrouw", "ombudsdienst", "klachtendienst", "klachtenmanagement" of andere).

      Artikel 2.4.2.2.

      Men dient voorrang te geven aan het algemeen belang boven particularistische en particuliere belangen en zij vermijden elke vorm van belangenvermenging.

      Artikel 2.4.2.3.

      Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling of doorverwijzing gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard ook.

      Artikel 2.4.2.4.

      De raadsleden moeten op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste staan van alle burgers die op hun dienstverlening een beroep doen, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische overtuiging, partijvoorkeur of persoonlijke gevoelens jegens hen.

      Artikel 2.4.2.5.

      Tussenkomsten bij gerechtelijke en politionele instanties om de juridische besluitvorming in individuele dossiers te beïnvloeden zijn verboden .

       

      Onderafdeling 2.4.3 Specifieke bepalingen

      Artikel 2.4.3.1. Het raadslid als informatiebemiddelaar en als door verwijzer.

      Het behoort tot de taak van het raadslid om informatie te ontvangen, informatie te verstrekken en om door te verwijzen naar de geëigende diensten of instanties. In het kader van hun algemene luisterbereidheid kunnen raadsleden de rol vervullen van vertrouwenspersoon.

      Artikel 2.4.3.2. Het raadslid als administratieve begeleider en ondersteuner.

      Raadsleden ondersteunen en begeleiden de burgers in hun relatie met de administratie of met betrokken instanties.

      De raadsleden hebben het recht vragen te stellen naar concrete toelichting bij de bestaande regelgeving of een genomen beslissing, naar de stand van zaken van een dossier of de verantwoording voor het niet-beantwoorden van vragen door de burger gesteld.

      Bij het ondersteunen en begeleiden van vraagstellers, respecteren de raadsleden de onafhankelijkheid van de ambtenaren en diensten, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als normaal beschouwd worden voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.

      Wanneer het raadslid optreedt als administratief begeleider of ondersteuner van de burger wordt de eventuele briefwisseling ter zake op naam van de burger gevoerd. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de ondersteunende en begeleidende rol van het raadslid.

      Artikel 2.4.3.3. Tussenkomsten.

      Bespoedigingtussenkomsten, waarbij raadsleden een administratieve of gerechtelijke procedure proberen te versnellen in dossiers die zonder die tussenkomst weliswaar een langere verwerkingsperiode, maar toch een gunstig gevolg zouden krijgen, zijn niet toegestaan. Rechtmatige en gemotiveerde tussenkomsten binnen het wettelijke kader zijn toegestaan.

      Verzoeken van een raadslid om een burger te begunstigen, zijn verboden. Tussenkomsten bij selectie voerende instanties, die tot doel hebben het bevorderen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie en binnen de gerechtelijke sector, zijn niet toegestaan.

      Als raadsleden om steun gevraagd worden dan delen de mandatarissen aan de kandidaten mee dat de benoeming of bevordering gebeurt op basis van de vastgelegde criteria en verwijzen ze de kandidaten door naar de geëigende instanties.

      De raadsleden mogen wel informatie inwinnen en doorgeven omtrent de voorwaarden   en de organisatie van examens en bekwaamheidstests en de procedures voor benoemingen, aanstellingen en bevorderingen.

      De raadsleden mogen zich engageren tot het uitoefenen van toezicht op de objectiviteit van examens of bekwaamheidstests. Om die objectiviteit te garanderen, kunnen zij inlichtingen inwinnen over de evaluatieprocedures en -criteria.

      De raadsleden mogen werkzoekenden op de hoogte stellen van werkaanbiedingen in de particuliere en de overheidssector. Voor die informatietaak mogen zij geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers.

      Artikel 2.4.3.4. Onrechtmatige en onwettelijke voordelen.

      Elke poging tot bevoordeling, waarbij de burger door toedoen van een raadslid iets probeert te bereiken wat onrechtmatig of wettelijk niet toelaatbaar is, is verboden.

      Tussenkomsten van raadsleden met de bedoeling de toewijzing of de uitvoering van contractuele verbintenissen met de overheid te beïnvloeden, zijn verboden.

      Artikel 2.4.3.5. Schijndienstbetoon.

      Alle vormen van schijndienstbetoon, waarbij raadsleden bewust maar onterecht de indruk wekken dat zij bij de goede afloop van een dossier daadwerkelijk tussenbeide gekomen zijn (eventueel zonder dat de betrokken burger om een tussenkomst heeft   gevraagd) zijn niet toegestaan. Wanneer een burger daar niet om heeft gevraagd, zal het raadslid hem niet aanschrijven om hem, in plaats van of naast de officiële kennisgeving, op de hoogte te brengen van de beslissing die genomen werd in een dossier.

       

      Onderafdeling 2.4.4  Naleving van de code m.b.t. de dienstverlening.

      De naleving van deze deontologische code veronderstelt openbaarheid als enige fundamenteel structurele oplossing om ongeoorloofde tussenkomsten te verhinderen.

      In het dossier wordt elke "tussenkomst" opgenomen die niet behoort tot de normale hiërarchische lijn.

      In praktijk betekent dit dat:

      • gewone informatieve vragen die niet de intentie hebben de visie of de behandelingstermijn van de betrokken ambtenaren te beïnvloeden, niet in het dossier dienen te worden vermeld;
      •  andere "tussenkomsten" buiten de hiërarchische lijn steeds in het bewuste dossier dienen opgenomen te worden.

       

      Hoofdstuk 3 Naleving en handhaving van de deontologische code

      Afdeling 3.1. Deontologische commissie

      Artikel 3.1.1.

      De raad voor maatschappelijk welzijn richt een deontologische commissie op.

      Artikel 3.1.2.

      Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 1 per fractie en evenveel als het aantal fracties in de raad voor maatschappelijk welzijn, aangevuld met de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die toegevoegd wordt als voorzitter van de deontologische commissie. Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissie.

      Elke fractie wijst het mandaat in de commissie toe met een voordracht gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Stel dat de raadsvoorzitter voordrachten ontvangt voor meer dan één fractielid als lid van de commissie, dan beslist de raad. Bij deze voordracht kunnen ook één of meer plaatsvervangers aangeduid worden die in opgesomde volgorde het commissielid vervangen bij afwezigheid of wanneer die betrokken partij is. Een plaatsvervanger is een raadslid voorgedragen door dezelfde fractie, tenzij de fractie maar één lid telt. In dat geval kan ook een raadslid van een andere fractie voorgesteld worden. Een fractie kan tijdens de bestuursperiode steeds beslissen een ander lid aan te duiden en/of één of meer plaatsvervangers te vervangen of toe te voegen.

      Artikel 3.1.3.

      Gaat het om een mogelijke schending van de code door de voorzitter van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover de voorzitter vervangen conform artikel 7, §5, derde lid van het decreet over het lokaal bestuur.

      Gaat het om een mogelijke schending van de code door een lid van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover het lid vervangen door een plaatsvervanger in volgorde van hoe ze door de fractie werden voorgedragen.

      Artikel 3.1.4.

      De voorzitter van de deontologische commissie is verantwoordelijk voor de oproeping en stelt de agenda op.

      Artikel 3.1.5.

      De commissie vergadert minstens één keer per jaar en wordt in ieder geval bijeengeroepen wanneer dat nodig is conform onderafdeling 3.2.3. van deze code. De voorzitter is daarenboven gehouden de commissie bijeen te roepen op aanvraag van minstens een derde van haar leden.

      Artikel 3.1.6.

      De oproepingen vermelden in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en worden tenminste 8 dagen voor de vergadering aan de leden bezorgd. In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, wordt de bijeenroeping tenminste 3 dagen voor de vergadering bezorgd. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de leden van de commissie vanaf de verzending van de agenda.

      De bezorging van de oproeping, de agenda en de dossier gebeurt op dezelfde wijze als dat gebeurt in de raad, met als verschil dat enkel de leden van de deontologische commissie deze oproep, agenda en dossiers ontvangen.

      Artikel 3.1.7.

      De vergaderingen van de deontologische commissie zijn niet openbaar.

      Artikel 3.1.8.

      De leden van de commissie werken volgens volgende principes:

      • De handhaving is onpartijdig.
      • Men is terughoudend met publiciteit.
      • Men gaat zorgvuldig om met de vermeende schender.

      Artikel 3.1.9.

      De commissie is bevoegd voor:

      • Het formuleren van een gemotiveerd advies aan de raad over het vermoeden van een schending van deze code door personen die door deze code gevat worden zoals voorzien in de procedure van onderafdeling 3.2.2., 3.2.3. en 3.2.4. van deze code;
      • Het geven van adviezen en aanbevelingen aan de raad over de inhoud van deze code met het oog op het bijsturen ervan. Dat kan op eigen initiatief van de commissie of op vraag van de raad.
      •  …

      Artikel 3.1.10.

      De raad voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.

       

      Afdeling 3.2. Toezicht naleving deontologische code

      Artikel 3.2.1.

      Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:

      • het voorkomen van mogelijke schendingen
      • het signaleren van vermoedens van schendingen van de deontologische code
      • het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de deontologische code
      • het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code

      Onderafdeling 3.2.1. Het voorkomen van mogelijke schendingen

      Artikel 3.2.1.1.

      Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.

      Artikel 3.2.1.2.

      Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.

      Onderafdeling 3.2.2. Het signaleren van vermoedens van schendingen

      Artikel 3.2.2.1.

      Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij dit aankaarten bij de algemeen directeur (of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen).

      Al dan niet na het gesprek met de algemeen directeur (of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen), wanneer het vermoeden van een schending blijft bestaan, meldt de lokale mandataris dit aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de algemeen directeur die samen een vooronderzoek doen onder mandaat van de deontologische commissie. De algemeen directeur kan een personeelslid aanwijzen om dat in zijn/haar plaats te doen.

      Onderafdeling 3.2.3. Het onderzoeken van vermoedens van schendingen

      Artikel 3.2.3.1.

      Wanneer de raadsvoorzitter en de algemeen directeur (of het daartoe aangewezen personeelslid) besluiten dat de melding onontvankelijk is dan betekent dit meteen het einde van de procedure die gestart werd naar aanleiding van dit vermoeden. De commissieleden worden hierover wel geïnformeerd.

      Artikel 3.2.3.2.

      Is de melding ontvankelijk dan onderzoekt de commissie de melding. De voorzitter van de deontologische commissie roept de commissie bijeen binnen de dertig dagen na de melding. De periode van dertig dagen wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus.

      Artikel 3.2.3.3.

      De commissie onderzoekt de melding en geeft zowel de melder als de vermeende schender de kans zich te laten horen. Ook mogelijke getuigen kunnen gehoord worden. Niemand kan daartoe verplicht worden.

      Artikel 3.2.3.4.

      Na het horen van betrokkenen bespreekt de commissie het vermoeden van schending en wordt een gemotiveerd advies overgemaakt aan de raad voor maatschappelijk welzijn.

      Onderafdeling 3.2.4. Het zich uitspreken over schendingen

      Artikel 3.2.4.1.

      Enkel de raad voor maatschappelijk welzijn kan zich uitspreken of een mandataris van het OCMW een schending heeft begaan. Dat kan op basis van het gemotiveerd advies van de deontologische commissie. Als de raad beslist om af te wijken van het advies dan moet de vermeende schender de kans krijgen om door de raad zelf gehoord te worden vooraleer de raad ten gronde besluit.

      Artikel 3.2.4.2.

      Wanneer de raad voor maatschappelijk welzijn vaststelt dat deze code geschonden werd door een mandataris van het OCMW, dan kan de raad:

      • zich uitdrukkelijk distantiëren van het gedrag van een raadslid;
      • vragen dat het raadslid zich verontschuldigt;
      • beslissen een melding te doen bij het parket of Audit Vlaanderen;
      • bij een kennelijk wangedrag of grove nalatigheid van of door de burgemeester, een schepen of de raadsvoorzitter een dossier overmaken aan de Vlaamse regering zodat die een tuchtonderzoek kan instellen;
    • Deontologische commissie

      Feiten, context, motivering
      • Door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur moet elke raad voor maatschappelijk welzijn een deontologische commissie oprichten;
      • De deontologische commissie van de raad voor maatschappelijk welzijn bestaat minstens uit één vertegenwoordiger per fractie;
      • De vertegenwoordiger per fractie is deze met de meeste anciënniteit;

      • De commissie is bevoegd voor:
        • het formuleren van een gemotiveerd advies aan de raad over het vermoeden van schending van de deontologische code door een raadslid;
        • het geven van adviezen en aanbevelingen aan de raad over de inhoud van de deontologische code met het oog op het bijsturen ervan.
      • De commissie bestaat uit:
        • één lid per fractie;
        • aangevuld met de raadsvoorzitter, als voorzitter van de commissie.
      Juridisch kader
      • Het decreet over het lokaal bestuur, artikel 74;
      • Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 21 maart 2023 tot goedkeuring van de deontologische code van de raad voor maatschappelijk welzijn.
      Besluit

      Artikel 1.

      De deontologische commissie is samengesteld uit 5 leden – 1 lid per fractie en de raadsvoorzitter.

       

      Artikel 2.

      De deontologische commissie bestaat uit volgende leden:

      • Gerda Van Geite, voorzitter van de deontologische commissie

      LIJST BURGEMEESTER 

      •  Walter De Donder, burgemeester;

      OPEN2040 

      • Tim Herzeel, schepen;

      N-VA

      • Guy Uyttersprot, raadslid;

      GROEN

      • Jo Lamberts, raadslid.
  • Notulen vorige zitting

    • Notulen en zittingsverslag

      Besluit

      De notulen van de vorige zitting van 20 december 2022 worden goedgekeurd.
      Het zittingsverslag van 20 december 2022 wordt goedgekeurd.

Namens Raad voor Maatschappelijk Welzijn,

Frédéric Pipelers
algemeen directeur

Gerda Van Geite
voorzitter